3. De transformatiekracht van Europa

In Europa werk je om te leven en in Amerika leef je om te werken. Dat is volgens de Amerikaanse Jeremy Rifkin één van de verschillen tussen de Amerikaanse en Europese droom. Dat beschrijft hij in zijn boek De Europese droom.


De Europese droom

Daarin stelt hij dat Europa socialer is, minder individualistisch en dat de kwaliteit van het leven bij de Europese burger boven materialisme gaat. Vandaar dat bij Europa duurzame ontwikkeling boven economische groei gaat en in de integratie de culturele diversiteit boven volledige assimilatie. Europa is zo meer gebaseerd op collectivisme dan op individualisme. Rifkin denkt daarom, net zoals Mark Leonard trouwens, dat de Europese waarden meer aansluiten bij de gemeenschapszin van Aziatische en Afrikaanse landen en dat de Europese droom meer kan gaan betekenen voor de wereld dan de Amerikaanse. Europa is favoriet in de wereld, alleen minder bij de Europese burger zelf.


De cultuur van het inclusieve denken

Europa heeft zijn favoriete status in de wereld kunnen bereiken door het inclusieve denken. Jean Monnet, één van de grondleggers van de EU begon in 1950 met een manier van werken die uitging van dit inclusieve denken. De term werd nog niet gehanteerd, maar hij wist dat besluitvorming in het door oorlogen verscheurde Europa alleen via de lange weg van consensus bereikt kon worden. De angst voor oorlog en conflicten, zoals het altijd in Europa was geweest, bracht hem zover. Europese samenwerking was alleen te bereiken als de belangen van de ene staat inclusief de belangen van de andere staten konden worden behartigd. Monnet startte met een aantal betrokkenen met gesprekken over samenwerking. Voor het einddoel werd geen blauwdruk en geen  politiek of ideologisch systeem geformuleerd. Het kwam in het besluitvormingsproces telkens uit bij wat op dat moment mogelijk was: het optimaal haalbare. Het nodigde in de verdere besluitvorming telkens weer uit tot verdere stappen in samenwerking. Zo ontstond in 1957 de Europese Gemeenschap van Benelux, Frankrijk, Duitsland en Italië. In 1973 kwamen het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken erbij en in 1981 Griekenland, in 1986 Spanje en Portugal, in 1990 Oost Duitsland, in 1995 Zweden, Finland en Oostenrijk en in 2004 Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Cyprus en Malta. In 2007 zijn Roemenië en Bulgarije toegetreden. Kroatië, Macedonië en Turkije zijn nog kandidaat lidstaten. Een EU van 30 lidstaten ligt in het verschiet. Van vier landen, Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, hebben de burgers nee gezegd tegen Europa. Zij behoren tot de Europese Economische Ruimte. Dat betekent dat ze mogen meedoen aan het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Hun belangen horen echter niet thuis in het inclusieve denken van de EU. Ze vallen buiten de steunmaatregelen die de EU voor eigen landen organiseert. Ze participeren ook niet in de besluitvorming over de Europese regelgeving. Maar ze behoren die wel na te volgen. Ze zijn verplicht om de Europese regelgeving in de eigen wetgeving door te voeren. Maar om mee te profiteren van de EU hebben de regeringen dat er graag voor over. De regeringen zijn net zoals de burgers blij met de EU-welvaart. Ze leven alleen in de illusie dat ze niet bij de EU horen.


In de opbouw van Europa waren de trage en tijdrovende onderhandelingen de kracht van Europa. Geen enkele lidstaat voelde zich in het besluit tekort gedaan of uitgesloten. In de consensus-besluitvorming van het inclusieve denken ontbrak het aan nadelen: geen strategie van macht en dwang, geen scheve ogen, geen zondebok-mechanisme, geen verliezers en geen frustratie van verliezers. De transformatiekracht van het inclusieve denken kost tijd maar is de meest duurzame en effectieve manier van veranderen geweest. Het is de methode van besluitvorming voor een duurzaam vreedzame samenwerking. Dankzij deze besluitvorming is Europa van een continent van geweld een continent van vrede geworden.

Zelfs nu in de EU van de 27 is consensus nog steeds de manier van besluitvorming. De grondwet voorzag in een slagvaardiger wijze van besluitvorming. Het nee tegen de grondwet van Frankrijk en Nederland in 2005 en vervolgens het nee van Ierland tegen de opvolger van die grondwet, het verdrag van Lissabon, heeft die vlotte wijze besluitvorming voorlopig in de ijskast gezet.


De onzichtbare waardevolle macht van de EU

De macht van de Europese Unie (EU) is onzichtbaar en dat is haar kracht. In het dagelijkse leven merken we op zich niks van het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal tussen de EU-landen. Voor ons gevoel merken we er niks van dat de EU-landen de tariefmuren om hun eigen producten te beschermen, hebben afgeschaft. Alleen de Nederlandse botersmokkelaars van de vijftiger jaren langs de Nederlands-Belgische grens zijn hun goudmijntje kwijt en de Belgische douane hun bloedstollende jacht op de smokkelaars.

Al vele jaren is de handel geliberaliseerd en op vele andere terreinen is er tussen Europese landen op basis van de EU-regelgeving samenwerking ontstaan. Na 1999 ook in de Eurozone op monetair gebied tussen de landen van de Muntunie. De Euro werd ingevoerd, eerst alleen giraal en in 2001 ook als munt. In de kredietcrisis in 2008 was het voor landen met de Euro een zegen dat er gezamenlijk maatregelen konden worden genomen om een financiële ineenstorting van banken te voorkomen. Zelfs het Verenigd Koninkrijk als buitenstaander van de muntunie wilde graag het gezamenlijke beleid mee bepalen. Zo werkt op steeds meer terreinen de supranationale regelgeving door in de wetgeving van de soevereine staten. Er is wetgeving voor een breed terrein van het menselijke bestaan. Ze hebben niet alleen betrekking op het vrije economische verkeer, ze hebben ook betrekking op de eisen voor kwaliteit in de productie van voeding en de werk- en leefomstandigheden. Alle regelgeving komt voort uit Europese waarden, zoals recht op gezondheid, veiligheid, vrijheid, gelijkheid, waardigheid en integriteit. De grondrechten van burgers zijn de fundamentele waarden van de Europese samenleving, zoals democratische rechten, privacy-rechten, recht op sociale wetten en de rechten en vrijheden van de rechtsstaat. Al die regels hadden al de Europese landen zelf kunnen bedenken en doorvoeren. Alleen nu hebben ze het samen gedaan. Die gelijke wetgeving maakt de EU in alle lidstaten uniek en herkenbaar. Dat is ook de grote transformatiekracht van de EU. Alle lidstaten die tot de EU zijn gaan behoren hebben hun wetgeving moeten aanpassen aan de wetten van Europa. Die wetten ademen de geest uit van de democratie, de rechtstaat en de naleving van de mensenrechten. De EU is een waarden-gemeenschap bij uitstek. Vrijheid, gelijkheid, solidariteit, rechtvaardigheid, gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap zijn de waarden die van toepassing zijn op de EU. Niet in mooie woorden voor de schijn, maar waarden die in 80.000 bladzijden met regulering van mensenrechten tot consumentenbescherming het leven van alledag in de EU-lidstaten zijn gaan bepalen. Die verworven rijkdom in de acquis communautaire verbindt de EU.


De Euro-sfeer

Landen die graag tot de EU willen gaan behoren transformeren met ambitie hun wetgeving volgens de verworven rijkdom van de EU. Hun wetgeving en de praktijk van het bestaan moet in overeenstemming zijn met die algemeen aanvaarde waardevolle regels voordat ze kunnen toetreden. De waarden van de EU kan het leven van het land, na toetreding en eigenlijk al daarvoor, dus totaal veranderen. Dat is de transformatiekracht van de EU. De EU bepaalt niet alleen de levenssfeer van de eigen 27 landen, maar ook daarbuiten. Landen die graag willen toetreden, zoals Turkije streven al lang naar al die EU-waarden en bijbehorende regelgeving die gelden voor de Euro-sfeer. Maar ook de landen die graag economische betrekkingen willen aanknopen met de EU en hun producten willen afzetten op de Euro-markt moeten voldoen aan al de regels voor die producten en de aanvullende politieke eisen die de EU graag gerealiseerd wil zien. Een aantal landen zoals Servië, Montenegro, Macedonië, Oekraïne, Georgië, Israël en Marokko laten merken dat ze maar al te graag willen toetreden. Oekraïne, Georgië, vormen samen met Moldavië en Azerbeidzjan een economisch vrijhandels-blok, Guam. Ze werken naar EU voorbeeld samen en willen integratie met EU en NAVO.  Deze niet EU-landen, maar ook Noorwegen, Zwitserland en Albanië moeten, willen ze handel drijven met Europese landen, ook voldoen aan al de eisen die Brussel stelt. En ook buiten Europa zijn in de onderhandeling met potentiële partners eisen voor mensenrechten en democratie de condities om tot een handelsakkoord te komen. 

De invloed van de EU is als een zachte veranderingskracht waarin de waarden van Europa niet alleen Europa’s handelsmerk zijn, maar ook zijn humane aantrekkingskracht. Landen in de EU maar ook handelspartners in de rest van de wereld waarderen het handelsmerk van Europa en ook op hen hebben de humane waarden van Europa grote aantrekkingskracht.


De EU-paraplu

Europa is niet de repressieve superstaat, die met dwang haar macht over de wereld wil uitbreiden. Ze heeft geen politie of een leger waarmee EU-leiders hun machtsambities aan het volk willen tonen. Het enige wapen van de EU is het regiem van de toezicht bij de EU-landen op de naleving van regels over de humane waarden, de kwaliteit van leven en de vrije concurrentie. Die garanderen de kwaliteiten die behoren tot de levensstandaard van de EU-burgers.

Alles wat de EU voorstelt aan regels en instellingen is dienstbaar aan de welvaart, het welzijn, de gezondheid, de veiligheid en de vrijheid van de burgers. Die dienstbare cultuur van dezelfde condities voor alle Europese burgers dat is het bouwwerk van de Europese Unie. De peilers van dat Europese bouwwerk zijn de Europese landen. Hun nationale regeringen, de parlementen en hun rechterlijke machten waken over het uitvoeren, handhaven en voortbestaan van deze verworvenheden van de EU-waarden.

Binnen de Europese waarden hebben alle afzonderlijke regeringen en parlementen de verantwoordelijkheid voor de vormgeving van hun eigen samenleving: de sociale wetten, het onderwijs, de mobiliteit, de rechterlijke macht, het binnenlands bestuur, defensie en de innovatie van hun eigen land op vele terreinen.

Een netwerk aan EU-landen onder de supranationale EU-paraplu. De EU is een dienstbare Europese kracht zonder vertoon van macht. Een aantrekkelijk economisch samenwerkingsmodel voor de rest van de wereld. Zo heeft Europa een grote invloed op andere landen en andere economische regio’s in de wereld. Alleen, er kan nog beter samengewerkt worden in het voeren van een gezamenlijke energiepolitiek, in het voeren van een gezamenlijk migratie - en asielbeleid, in het transformeren van de wereld door het bevorderen van de humanitaire EU-waarden en in het beheersen van crises in de wereld eventueel samen met de G8 of de G20.

Zo mist de EU een hoogste bestuurder die internationaal en voor de EU intern, afspraken en contracten kan voorbereiden en internationaal het gezicht en de contactpersoon is van Europa. Nederland kende in de periode van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de raadpensionaris. Een overeenkomstige functionaris die de EU nu nodig heeft om als krachtige samenbinder voor de EU intern en als aansprekende EU-vertegenwoordiger voor de EU extern, de belangen van de EU kan behartigen. De grondwet van 2005 voorzag erin. Hoe de grondwet in Nederland werd weggestemd dat wordt in pagina elf behandeld. 


Terwijl Europa sliep

Bruce Bawer gelooft in de Amerikaanse droom. Hij schetst zijn beeld van Europa in zijn boek Terwijl Europa sliep. De volgende weergave is een korte bloemlezing van zijn kijk op Europa.

“Vergeleken met de Amerikanen zijn de Europeanen veel minder kritisch en is in de Verenigde Staten de diversiteit in meningen veel groter dan in Europa, met name in de media. In Europa is er nauwelijks verschil tussen de politici van de diverse politieke partijen en nauwelijks verschil tussen de kranten. Zo bestaat er in Nederland nauwelijks verschil tussen de zich links noemende Volkskrant en de zich rechts noemende De Telegraaf. In Amerika zouden Europese kranten en politieke partijen passen in het spectrum van de Amerikaanse democratische partij.

Het sociaal-democratisch denken in Europa over samenleving, overheid, wetenschap en media is zo overheersend dat individualisten en vernieuwers al bij voorbaat worden buitengesloten. De Zweed Norberg noemde de West-Europese samenleving een één-idee-staat. Over vele onderwerpen bestaat er bij politici, journalisten, wetenschappers en ambtenaren van welke overtuiging dan ook een brede ideologische consensus. De media zijn eigenlijk een verlengstuk van de overheid. In die consensus zien ze alleen maar zegeningen van de multiculturele samenleving en is het politiek correct alleen de positieve denkbeelden te communiceren. Wie als journalist, politicus of wetenschapper carrière wil maken, conformeert zich aan de heersende meningen en komt zo hogerop. In die grote overeenstemming wordt er geringschattend over Amerika en zijn economisch systeem gesproken. Terwijl Europa de Amerikaanse vrijheid niet kent en de Europese burgers al eeuwenlang bevelen opvolgen en gehoorzaam zijn aan het gezag. Al in de jongerenpartijen van de gevestigde politieke partijen leren jongeren zich loyaal op te stellen en brengen ze alleen de alom gehoorde opvattingen naar voren. Ze praten de wijsheid van hun sociale milieus na. Amerikanen ontwikkelen daarentegen hun eigen visie. Ze denken kritisch na over hun eigen geschiedenis. Europese jongeren denken niet kritisch na over hun geschiedenis. Ze praten maar na. Alleen aan de borrel- en de stamtafel kun je de echte meningen horen.  Die meningen komen overeen met wat je in Amerika hoort. Daar stellen de journalisten de leugens, de inconsistenties en de hypocrisie van de politici aan de kaak. Daar zijn de journalisten de natuurlijke vijanden van de politici, omdat de journalisten de politici zien als schurken en onbenullen. In Amerika heerst zo het gezonde volksverstand.  Binnenkort zal dat gezonde inzicht ook in Europa doorbreken. De sociale harmonie van Europa zal verder afbrokkelen doordat de groeiende allochtone bevolking Europa miljarden aan uitkeringen kost. De Europeanen zullen slimmer worden, een grote zwaai naar rechts maken, om de dreiging van de radicale Islam te keren. Dan zal Europa de Verenigde Staten gaan imiteren.” Aldus Bawer. De pagina’s van deze site schetsen een ander perspectief van Europa. Aan het eind van pagina veertien over de lerende organisatie is nog een terugblik mogelijk.


De Amerikaanse droom

Deze Amerikaanse droom van Bawer is de tegenhanger van de Europese droom. De Amerikaanse droom is gebaseerd op een individualistisch geaarde gelijkheid in kansen, gericht op het streven naar meer materialisme, eigenbelang en welvaart. Die droom wordt verspreid vanuit een superieur gevoel van een ‘winner’ die de ‘loser’ zijn succesvolle manier van leven voorhoudt. Het is aantrekkelijk voor kansrijken, het frustreert kansarmen. Het brengt rivaliteit in plaats van samenwerking. Het werkt scheidend in plaats van bindend, het wekt aversie en zet aan tot agressie. Het lijkt erop dat met Obama er een omslag komt in deze Amerikaanse cultuur.


In de vorige eeuw waren ze nog heer en meester in hun achtertuin Latijns Amerika. Met financiële steun, militaire hulp of een dringend advies over de politieke richting probeerde Amerika de landen van Zuid Amerika binnen hun invloedssfeer te houden. Als dat uit de hand liep corrigeerde de VS de in hun ogen verkeerde koers met een economische boycot. Als dat niet hielp kwam er  bemoeienis door een militaire staatsgreep of zelfs door een Amerikaanse invasie. Maar stilaan is Amerika zich bewust geworden dat deze methoden averechts werkt. Landen uit Latijns Amerika hebben zich nog nooit zo vrij van de Verenigde Staten opgesteld als begin deze eeuw. De in Washington bedachte vrijhandelszone voor het hele Amerikaanse continent van Alaska tot Vuurland, ALCA is op een fiasco uitgelopen. De economische associatie zou een vrije markt en democratie brengen. Het heeft in Zuid Amerika meer corruptie, uitverkoop van de rijkdom van nationale grondstoffen, armoede en een grotere tegenstelling tussen arm en rijk gebracht. De Amerikaanse interventies lijken meer verdeeldheid te brengen dan samenwerking. Een hoopgevend Zuid-Amerikaans economisch samenwerkingsinitiatief in 2004 naar het voorbeeld van de EU, Mercosur lijkt ook stil te liggen. Er leeft wel een grote wens om de protectie van de eigen economieën af te schaffen en te komen tot een vrijhandelszone. Maar het verzet tegen Amerika van enkele staten heeft meer conflict tot gevolg dan samenwerking.


Ook in de interventies van Amerika in Irak lijkt dat de oude verdeeldheid tussen Soennieten, Sjiïeten en Koerden aan te wakkeren. Binnen de kortste keren is de omgeving getransformeerd tot geweld en verzet. Dat maakt de Amerikaanse droom tot voor kort een slecht exportartikel.

De Amerikaanse droom wekt geen sympathie en navolging, anders dus dan de Europese droom. De Europese interventie-machten waren in Irak veel succesvoller dan hun Amerikaanse collega’s. Ze stelden zich meer dienstbaar en coöperatief op jegens de bevolking. Ze konden daardoor veel meer voor de burgers en hun samenleving betekenen.


Regionale economische netwerken

Overal in de wereld groeien de economische netwerken. Latijns Amerikaanse landen werken samen in Mercosur. In Afrika is voor samenwerking de Afrikaanse Unie opgericht. Zuid Azië heeft economische samenwerking in de SAARC. Oost Azië heeft zijn economische netwerken in ASEAN en de Sjanghai Samenwerking Organisatie. In de twee laatste netwerken participeert China. China heeft zelfs aspiraties laten merken om de twee netwerken om te vormen in een Aziatische Gemeenschap naar EU-model, met een Aziatische munteenheid. China en zijn netwerken worden dan onafhankelijker van de dollar.

De EU als model is in zijn kenmerken het grote voorbeeld voor deze netwerken. China lijkt in zijn netwerken meer een droom na te streven die lijkt op het Europese model dan op het Amerikaanse. In China zelf willen de leiders met hun economische groei werken aan sociale cohesie. In het buitenlands beleid investeren Chinezen in een vreedzame internationale omgeving en betrokkenheid bij de Verenigde Naties. Chinese leiders hebben het, als het gaat om de economische successen van China over ‘een snelle opkomst op vreedzame wijze’. Ze benadrukken dat ze met hun opkomst andere landen niet willen schaden. Dat betekent in de samenwerking met de grondstofrijke Afrikaanse landen, veel ontwikkelingssteun van China in ruil voor grondstoffen. Ze streven daarin naar een wederzijdse economische afhankelijkheid net zoals ze dat willen met de landen in hun netwerken en zoals ze dat hebben met de VS.

In een bezoek aan Zuidoost Azië in oktober 2004 had Hu Jintao de boodschap: “we zijn hier om te helpen”. De Amerikaanse president Bush maakte een maand eerder daar bekend: “wie niet voor ons is, is tegen ons”. Net zoals de Europese droom, spoort ook de Chinese droom niet met die van Amerika van Bush in 2004. Met Obama lijkt het meer met Europa te sporen. China lijkt ook naar een netwerk en een wereldorde te streven onder het regiem van het inclusieve denken, maar helaas nog niet op basis van humane waarden. Ze vragen in de economische samenwerking met Afrikaanse landen geen verbetering van mensenrechten en een politiek bestuur zonder corruptie. Dat zou Europa weer wel doen.


De EU als voorbeeldig model

De EU is een voorbeeld voor andere economische regio’s in de wereld. Vooral de wijze van opbouw: de supranationale koepel aan afspraken en regels boven de nationale lidstaten is een voorbeeldig model voor ze. Het EU-netwerk krijgt in de volgende kenmerken in regionale netwerken navolging:

  1. De EU is een supranationaal bouwwerk voor economische samenwerking met instandhouding van de soevereiniteit van de staten. Een netwerk van vrijhandel die voor het onderlinge verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal, protectie van de eigen nationale economie afzweert. Een economisch netwerk waarin EU-landen zich in hun regelgeving vrijwillig onderwerpen aan humane waarden. Het bevordert een kwaliteit van leven, een rechtsstaat en een democratie.

•De supranationale EU-instellingen zijn er voor de belangen van de burger. Ze nemen alleen die taken van de nationale regeringen over die zij beter kunnen behartigen. Ze stellen regels voor het optimaal functioneren van de burger op het gebied van: gelijkheid, burgerrechten, vrijheid, gezondheid, een goed milieu, veiligheid, sociale wetgeving, arbeidsrecht en vele andere onderwerpen: de acquis communautaire.

•De acquis communautaire van Europa zijn gouden standaarden geworden die andere economische regio’s als voorbeeld nemen hoe ze het zouden kunnen aanpakken. Door die waardering krijgen ze steeds meer de status van een wereldstandaard.

•Doorgaans spelen in netwerken groten en machtigen de hoofdrol. Maar niet in het economisch netwerk van de EU. In het inclusieve denken van dat economisch netwerk zijn kleine landen net zo machtig als de groten. Het gaat om overeenstemming, om consensus. Daarin zijn de belangen van kleine landen net zo belangrijk als de belangen van grote dominante landen. In het inclusieve denken van de EU zijn die verschillen weggevallen.

•De EU heeft een in verhouding klein bestuursapparaat (vergeleken met de nationale overheden) die condities vervult voor het economisch netwerk van EU-landen.


De transformatie van de wereld

Als de economische netwerken in de wereld transformeren naar Europees model, dan is de kans groot dat ook de Europese droom een werelddroom wordt.

Dan moeten de wereldproblemen: het milieu met uitstoot van industriegassen, de schaarste aan energie en grondstoffen, de tegenstellingen tussen arm en rijk en de controverse tussen het Westen en de Islam in minnelijke processen van het inclusief denken opgelost kunnen worden.

Amerika had onder Bush weinig vertrouwen in de goedwillendheid van andere landen en netwerken. Amerika vond het toen veiliger om een buitenlands beleid te voeren dat uitgaat van de superioriteit van de eigen kracht. Toen hadden ze consensus en inclusief denken niet nodig omdat het niet hun eigenbelang diende. Ze deden niet mee met het Kyoto-protocol en niet met het Internationaal Strafhof. Ze zegden het ABM verdrag, om het verdedigingssysteem van kernwapen-raketten te beperken, op en ze onttrokken zich aan het verdrag tegen biologische wapens. Amerika met Obama lijkt te hebben ontdekt dat de wereld, ook in NAVO, IMF en Wereldbank gemakkelijker is te transformeren in het inclusieve denken. 


In de vijftig jaar van het bestaan heeft de EU het inclusieve denken in zijn EU-instellingen geïnstitutionaliseerd. Alleen niet in het landbouwbeleid.


EU landbouwbeleid

Europa heeft niet alleen voor de eigen landen een vrijhandelszone. Europa is ook voorstander voor een vrije wereldhandel. Helaas is Europa daarin niet principieel. Europa beschermt de eigen landbouwproductie. Nobel naar de Europese boeren, maar niet consistent in het Europese beleid in de wereld. Protectie is het behartigen van de eigen belangen, niet het inclusieve denken. In een open economie van vrijhandel is protectie van de eigen landbouw-productie niet op zijn plaats. In een open economie en een vrije markt zijn de spelregels van alle landbouw-producerende landen gelijk. Dat behartigt de belangen van alle landbouw-producerende landen. Dat is het inclusieve denken.

Met een ander landbouwbeleid kunnen we met meer integriteit onze invloed aanwenden om problemen in de wereld op te lossen.


Protectie

In juli 2006 mislukte het WTO-overleg over het vrijmaken van de wereldhandel. Ook daar bleek dat de VS steeds minder bereid is om op mondiaal niveau afspraken te maken over de wereldhandel. In bilaterale overeenkomsten met aparte landen kunnen de economische belangen van de VS beter behartigd worden en dus kan in deze contracten de economische schade voor de VS beperkt worden gehouden. Ook Derde Wereld Landen gaan steeds meer de eigen markten door importheffingen beschermen. Zo lijkt de angst voor vrijheid ook binnen andere economische blokken zo nu en dan de kop op te steken. Protectie en eigenbelang zullen niet de noodzakelijke stimulansen zijn voor een wereldwijde houdbare economische ontwikkeling waarin samenwerking voor mondiale duurzaamheid centraal staat.  

Uiteindelijk zijn de boeren in de Derde Wereld de dupe van de wereldwijde protectie met daarin grote financiële steun van de Westerse landen aan de eigen landbouw. De Derde Wereldboeren ondervinden geen eerlijke concurrentie van de landbouwproducten uit de rijke landen. De inkomsten uit de landbouwexport en de huisnijverheid leveren in veel gevallen voor de ondernemers in de derde wereld te weinig vaste inkomsten op, om daarmee een ondernemende ontwikkeling op lange termijn te plannen. Dat schaadt ook de belangen van de EU. Elke welvaartsvermeerdering in een Derde Wereldland creëert een afzetmarkt voor hoogwaardige Europese technologie. Dat stimuleert de economische groei van Europa.


De ambities van Europa

Europa was in 2000 nog positief gestemd. De Europese Gemeenschap formuleerde toen nog strategische ambities in de Lissabon-akkoorden. De EU wilde in 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld worden met  een duurzame economische groei. Europa wilde dat bereiken door een hogere arbeidsparticipatie en een hogere arbeidsproductiviteit. Gerichte investeringen in onderwijs en scholing moesten dat doel dichterbij brengen.

In de start van de 21e eeuw bleef echter de economische groei van West Europa achter bij de verwachtingen. De informatietechnologie als verondersteld vliegwiel van de economie bleek een luchtbel. De luchtbel spatte in de eerste jaren van het nieuwe millennium uit elkaar en de beurzen begonnen met hun neergang. Het moslimterrorisme in de aanslag op de Twintowers op 11 september 2001 en de geproclameerde oorlog tegen het terrorisme met interventies in Afghanistan en Irak bevorderden ook niet het vertrouwen in de economie.


Uit evaluaties in 2004 van de SER en de EU High Level Group (HGL), de commissie onder voorzitterschap van Kok, bleken dat de vorderingen in de strategische doelen in Europa en ook in Nederland zeer teleurstellend waren. De ambities naar beneden bijstellen was nog minder aan de orde, omdat de noodzaak om te groeien nog nadrukkelijker aanwezig was en moet blijven. De wereldwijde concurrentie neemt toe en Europa blijft achter. De vergrijzing van de Europese bevolking en de wereldwijde concurrentie drukt de Europese economische groei.

De economische tegenspelers van Europa hebben lagere arbeidskosten door een soberder pakket aan sociale voorzieningen. Via kenniseconomie, ondernemingsklimaat, en een flexibele en goed opgeleide arbeidsmarkt wil Europa blijven streven naar de ambitieuze Lissabondoelen. Hoe dat in de kredietcrisis zich gaat ontwikkelen valt nu nog minder te voorspellen.


Wil Europa de concurrentiekracht combineren met het realiseren van de Europese missie dan streven bedrijven naar houdbare productieprocessen; dan ondersteunt de Europese wetenschap met zijn research deze innovatie; dan hebben de Europese burgers de ambitie de Europese missie in hun werk te realiseren; dan vervult het onderwijs de functie hun jongeren voor deze taak toe te rusten en dan zorgen de regeringen voor een houdbare verzorgingsstaat. Dat goede klimaat kan zorgen voor hogere arbeidsproductiviteit en hogere arbeidsparticipatie, ook van ouderen boven de zestig. Die effectieve doch sociale samenleving kan door de evenwichtige collectieve lasten de bedrijven in staat stellen concurrerend te opereren op de wereldmarkt.

In deze kenmerken kan de EU het potentieel sterke economische blok worden, dat in het nieuwe wereldnetwerk gemakkelijk de concurrentie kan aangaan met de nieuwe krachten in de wereldeconomie. Dat geeft ruimte aan de ondernemingsgeest van burgers om met spirit de Europese missie en droom te realiseren.


Geraadpleegde literatuur


Bawer, Bruce, Een artikel  als bewerkte versie van Terwijl Europa sliep met de titel: Niet informeren, maar opvoeden. Trouw, 10 juni 2006


Leonard, Mark. Waarom Europa de 21e eeuw zal domineren. Amsterdam, De Arbeiderspers, 2005.


Welgraven, Co, Europa gaat het maken! Trouw,15 januari 2005.