Transformatie van de wereld op vijf niveau’s

De transformatie van de wereld in de Europese missie naar duurzaamheid, humaan politiek bestuur en bestrijding van armoede is al gaande. Op vijf niveaus is er beïnvloeding over en weer tussen de economische regio’s in de wereld.

1. Het niveau van de non gouvernementele organisaties.

2. Het bilaterale en multilaterale niveau.

3. Het niveau van de economische regio.

4. Het niveau van de multinationale ondernemingen.

5. Het niveau van de internationale instellingen.


1. Het niveau van de non gouvernementele organisaties

In Nederland behoren ontwikkelingsorganisaties, NOVIB, ICCO, Cordaïd, Kerkinactie, Solidaridad tot ons maatschappelijk middenveld. Ze geven vorm aan een wenselijk streven onder de bevolking om in de Derde Wereld armoede te bestrijden en te helpen bij het opbouwen van een zeker economisch bestaan. Nederlandse instellingen hebben initiatieven genomen tot het vormen van deze organisaties en de bevolking steunt het werk van deze organisaties met giften. De Nederlandse overheid versleutelt een 14% van het budget van Ontwikkelingssamenwerking naar een selectie n.g.o.’s. De n.g.o.-instellingen in Nederland hebben overal in de wereld partners waarmee ze hun doelen kunnen bereiken. Die n.g.o.-partners in de Derde Wereld behoren weer tot de civil society in het eigen land en hebben daar een maatschappelijk draagvlak. Zo vindt er hulp plaats op het basale niveau van het alledaagse bestaan: organiseren van watervoorziening, creëren van watervoorraad, coachen bij de landbouw en het geven van microkredieten aan levensvatbare kleine ondernemingen. Zo beïnvloeden n.g.o.’s van het ene land de n.g.o.’s van het andere land. Niet alleen in gedrag en vaardigheden, maar ook mentaal op het niveau van de waarden.


1.1. Produceren voor eigen economische regio

De Derde Wereld produceert traditioneel zijn agrarische producten voor de rijkere economische regio’s. Een belangrijke peiler voor een duurzaam bestaan is het produceren voor de eigen economische regio. In de Aziatische en Zuid Amerikaanse regio’s groeit die productie. Afrika moet daarin nog volgen. Een economische infrastructuur van agrarische en ambachtelijke bedrijven in de eigen lokale en regionale gemeenschap is toch de basis voor een welvarender bestaan. Zo kunnen mensen met creatieve ondernemingszin producten maken voor de eigen gemeenschap, voor de eigen regio, voor de eigen economische regio en op den duur voor de markt van andere economische regio’s.

Die gemeenschap van de lokale civil society biedt dan ook een goed klimaat voor non gouvernementele organisaties (n.g.o.’s) zoals Solidaridad, Cordaïd, Kerkinactie, NOVIB, ICCO en Oikocredit om met ondersteuning condities te vervullen voor een economische ontwikkeling. Ook zetten deze organisaties zich in voor maatschappelijk verantwoord produceren, zodat de rijke economische regio’s maatschappelijk verantwoorde producten uit die regio’s kunnen consumeren.


1.2. Microkrediet en ontwikkeling

Van nog groter belang voor de toekomstige werkgelegenheid is dat ondernemende burgers in de lokale gemeenschappen van de economische regio’s in de Derde Wereld met behulp van bijvoorbeeld (micro)krediet (zoals van Oikocredit) zelf een levensvatbaar bedrijf kunnen starten. Deze bedrijvigheid stimuleert weer andere initiatieven van burgers om activiteiten te ontplooien. Die initiatiefkracht is weer goed voor de opbouw van de civil society. Als mensen in dat maatschappelijk middenveld samen activiteiten doen, dan verwerven meer burgers competenties, die voor het opbouwen van een eigen bestaan noodzakelijk zijn. Dat zijn de goede condities voor een economische ontwikkeling.

Voor de opbouw van de infrastructuur en economie kunnen de andere economische regio’s weer technische en technologische producten en diensten leveren. Dat is het toekomstperspectief van de geglobaliseerde wereld.  


2. Het bilaterale en multilaterale niveau

De Nederlandse regering is actief in het bijdragen verlenen aan de ontwikkeling van landen in de Derde Wereld. Nederland wil wel graag dat die hulp effectief wordt ingezet. Nederland kiest die landen waarbij dat gerealiseerd kan worden. 0,8% van het nationale inkomen gaat naar deze ontwikkelingssamenwerking. Maar zelfs met deze bescheiden bijdrage onderscheidt Nederland zich al decennia lang positief van andere landen in de wereld. Hierop aanvullend kunnen Nederlandse n.g.o.’s in de Derde Wereld actief zijn.


Nederland is ook actief in Afghanistan. De Taliban wil dit gebied onder radicaal Islamitisch bestuur brengen. Met een mandaat van de VN proberen de V.S, Canada, Nederland en andere landen dat te voorkomen. In Uruzgan zet Nederland zich in zowel militair als in de opbouw van de samenleving. Onder regie van de ministeries van defensie, buitenlandse zaken en ontwikkelingssamenwerking zijn Nederlanders daar samen aan het werk. Ze worden vooral in hun opbouwwerk uitgedaagd om een nieuwe aanpak te ontwikkelen. Het militaire kader probeert vertrouwen te winnen van de plaatselijke bestuurders. De militairen proberen dat op hun manier voor elkaar te krijgen bij de bevolking.

Deskundigen en ontwikkelingswerkers uit n.g.o.’s en bedrijfsleven en ook VN-ers voegen zich bij de militairen om gezamenlijk een uitgebalanceerde opbouw, medisch, educatief en economisch, te realiseren.

Maar dat werk moet niet weer afgebroken worden door de Taliban-strijders, die met angst en geweld terug willen naar een zeer traditionele Islam-samenleving. Het is de missie van de militairen om dat te verhinderen en om een ontwikkeling naar een samenleving met humane waarden mogelijk te maken. Als Afghanistan terugvalt onder een regiem van Taliban is het ook een broeinest van terrorisme.


Naast Afghanistan heeft ook Irak veel aandacht getrokken. Vooral omdat Nederland zich aansloot bij de Amerikaanse besluiten tot interventie zonder VN-mandaat. Amerika dwingt met zijn optreden niet altijd respect en waardering van de bevolking af. Met dat imago wil Nederland zich liever niet vereenzelvigen.


In een ander crisisgebied helpt de Nederlandse regering Soedan bij de wederopbouw. Soedan is jarenlang verscheurd geweest door een burgeroorlog met onmenselijke vluchtelingenkampen. In mei 2006 is er tussen de strijdende partijen een vredesakkoord gesloten. Nederland heeft besloten om in haar steun samen te werken met Denemarken, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Zo kan steun effectiever worden ingezet met één team, één programma en één kantoor in Juba. Voorwaarde voor steun is uiteraard de uitvoering van het Vredesakkoord, zodat van onderop er een maatschappelijk middenveld kan ontstaan voor economische ontwikkeling. Bedrijven en n.g.o.’s kunnen dan verder hun initiatieven ontplooien.


In de economische onderhandelingen van het Verenigd Koninkrijk, met Afrika is er onder regie van Nigeria en Zuid Afrika een Nieuw partnerschap voor Afrikaanse ontwikkeling ontstaan. Een economisch netwerk met onderling toezicht als belangrijk instrument voor verandering. Voor toegang tot de Europese markt, ontwikkelingshulp en schuldreductie gaan Afrikaanse landen elkaar controleren op mensenrechten, corruptie en democratie. Dat is de transformatiekracht van Europa in andere economische regio’s.


3. Het niveau van de economische regio

De economische regio’s in de Derde Wereld willen graag vrijhandelscontracten met de EU. Hun producten hebben dan vrije toegang tot de EU-markt. Graag willen ze voldoen aan de EU-regelgeving die voor die producten gelden. Maar ook zijn ze bereid te werken aan bevordering van mensenrechten, goed bestuur en betere condities voor de economische ontwikkeling in ruil voor schuldreducties en financiële injecties. Economische regio’s zijn zo bereid netwerken te creëren waarin landen toezicht op elkaar uitoefenen in het naleven van mensenrechten en democratie. Repressieve overheden kunnen zo hun cultuur veranderen naar het inclusieve denken. Het klimaat voor een succesvolle economische ontwikkeling.

De EU heeft door de transformatiekracht invloed op de ontwikkeling van de wereld. In die invloed kan de EU met zichzelf als voorbeeld duurzaamheid in de wereld nastreven.

De EU kan tussen de vijf niveaus samenhang nastreven om armoede en andere maatschappelijke tekorten in de wereld weg te werken zodat een duurzaam leefbare wereldsamenleving ontstaat.


3.1. De EU en de energiepolitiek

Europa en de wereld streven er naar meer energieonafhankelijk te worden zeker van de fossiele brandstoffen. In de EU moet in 2010 5,75% van de brandstoffen biologisch zijn. Vanaf 2007 zijn de oliemaatschappijen verplicht 2% van hun olieproductie bij te mengen met biobrandstof.

Van de energieproductie in Nederland is nog maar 2% duurzaam. De helft van de duurzame energie komt uit verbranding van biomassa, 0,5% komt van windenergie, 0,37% uit afvalverbranding en 0,13% uit warmteopslag, zonne-energie en waterkracht.

De regering wil dat Nederland in 2020 vijf keer zoveel duurzame energie gaat opwekken. Windturbines en biomassacentrales bieden nu nog weinig perspectief. Verbranding van mest, opslaan van warmte en waterkracht zijn daarbij de voor de hand liggende opties. Veel wegen naar duurzaamheid blijven op de langere termijn als opties open staan. In ieder geval moet dit streven naar duurzame energie minder CO2 uitstoot tot gevolg hebben en de afhankelijkheid van de fossiele brandstoffen verkleinen.


4. Het niveau van de multinationale ondernemingen

Multinationale ondernemingen kunnen hun vestigingen hebben in diverse economische regio’s in de wereld. Zij moeten zowel rekening houden met de wetten van het land als met de regelgeving van de economische vrijhandelszone waar het land deel van uitmaakt. Persoonlijke kenmerken van hun medewerkers als initiatiefkracht, verantwoordelijkheid, inzet, communicatie - en samenwerkingsvaardigheden zijn al gauw van belang voor het succes van de onderneming. Via deze bedrijfscultuur kunnen multinationals een belangrijke invloed uitoefenen op de lokale civil society van het land van vestiging. Die mentale verandering van de medewerkers kan weer gunstig van invloed zijn  op de economische ontwikkeling van het land. Europese bedrijven hebben een tweeledige taak in de wereld. Ze bereiden zich voor om zich economisch staande te houden in de concurrerende wereldeconomie. Maar tegelijkertijd is het Europese bedrijfsleven in dit nieuwe economische élan bezig om een omslag naar een nieuwe wijze van produceren te maken. Voor de leefbaarheid en eigenlijk het overleven van onze global village is er maatschappelijk verantwoord, duurzaam en houdbaar ondernemen nodig. Dat past in de transformatiekracht van Europa in de wereld. Het past ook in het milieubewust denken van de Europese burger en de Europese manager. Hun voorbeeldige wijze van werken en produceren kan via de bestaande en werkende transformatiekracht van de Europese Unie aanstekelijk werken in de rest van de wereld.


4.1. Het Nederlandse bedrijfsleven

Het Nederlandse bedrijfsleven heeft een aantal initiatieven genomen in het maatschappelijke verantwoord ondernemen:


De Dutch Sustainability Research (DSR), een initiatief van Fortis MeesPierson, PGGM en Triodos Bank, stimuleert de Europese missie in het bedrijfsleven. DSR onderzocht onder de AEX-bedrijven het omgaan met corruptie, fraude, milieuregels, mensenrechten en de rechten van werknemers. Van elk onderzocht AEX-bedrijf vergeleken ze de uitkomsten met de gegevens van de concurrenten in dezelfde branche. Tot de top tien van duurzame AEX-bedrijven behoorden ABN AMRO, ING Groep, Philips, DSM, Reed Elsevier, Royal Dutch Shell, TNT, Fortis, Akzo Nobel en Hagemeyer.

Een aantal Nederlandse managers hebben als Nederlandse afdeling van de Global Compact groep (ABNAMRO, Shell, TNT en Unilever) VN-secretaris generaal Annan beloofd zich in te zetten voor het bestrijden van armoede, milieuvervuiling en het schenden van mensenrechten. Zij zullen de krachten op het Nederlandse erf  bundelen en samenwerken in de transformatieniveaus met de overheid, de wetenschap en het maatschappelijk middenveld.


4.2. Fair trade

In de eerlijke handel zijn al vele initiatieven van duurzaam, verantwoord en mens - en milieuvriendelijk produceren. Naast zuivere koffie komen er steeds meer producten van het Max Havelaar keurmerk. Het geeft kleine ondernemers in de Derde Wereld een vaster inkomen en een zekerder bestaan. De fair trade producten weten steeds meer de schappen van de supermarkten te bereiken.

In de kledingbranche komt de schone kleding op. Dat is eerlijke kleding gemaakt van biologisch katoen. Eerlijke kleding betekent een omslag in de productielijn van boer naar textielfabriek. De schonere katoenproductie begint bij de boer. Hij moet de meest vervuilende agrarische productie, katoen, schoner gaan verbouwen. De textielindustrie moet zuiverdere en duurdere kleurtechnieken gaan gebruiken. Met behulp van de Europese en Amerikaanse investeerders ontstaan er zo eerlijke en schone kledinglijnen. Die kleding gaat al naar kledingketens in de EU en Noord Amerika.


5. Het niveau van de internationale instellingen

Het IMF en Wereldbank met 184 lidstaten, doen onderzoek naar de economische groei en de werkgelegenheid in de landen van de wereld. Ze geven leningen aan vooral Derde Wereldlanden om economische groei en werkgelegenheid te bevorderen. De leningen kunnen op advies gebruikt worden voor onderwijs, gezondheid en andere infrastructurele investeringen, zoals wegen en havens. Ook al stellen IMF en Wereldbank daarbij strenge financiële en monetaire eisen, het zijn condities die de economische ontwikkeling kunnen bevorderen.  De G8-landen hebben de meeste invloed op IMF en Wereldbank.

Ook de VN-organisaties zoals op het gebied van vluchtelingen, voeding en kinderen vervullen vele condities om een humaan bestaan van belang voor een economische ontwikkeling mogelijk te maken.


5.1. Internationale verantwoordelijkheid en geweld

Geweld en repressie van staten en terroristen komen bijna in elke economische regio voor. Clingendael heeft 41 plaatsen in de wereld in kaart gebracht waar terroristen de situatie beheersen. De Eurozone heeft ex-Joegoslavië, Azië heeft o.a. Irak en Afghanistan, Zuid Azië o.a. Kashmir en Zuid Amerika heeft o.a. Colombia en Peru en tot slot blijven in het Midden Oosten het terrorisme tussen Israël en de radicale moslims het geweld in de wereld domineren. 

Het geweld zal, zoals het altijd is geweest in de toekomstige wereldsamenleving een rol blijven spelen. Corruptie, drugs, criminaliteit, terrorisme en massavernietiging zijn de grote bedreigingen die de wereld nu kunnen treffen.

De internationale gemeenschap kan gezamenlijk onder VN-regie dit terrorisme bestrijden. Op den duur heeft elke zich respecterende economische regio wel een militaire interventiemacht nodig om deze repressie het hoofd te bieden.

Onder de druk van het dilemma van de wederzijdse kwetsbaarheid en afhankelijkheid is er maar één weg tot overleven: overleggen, onderhandelen en samenwerken om de wereldproblemen op te lossen. In het terrorisme komt het helaas niet tot een oplossing, zolang de terrorist in geweld blijft geloven. Dan is echte verandering pas aan de orde als het geloof van de terrorist is veranderd. Als zijn inzicht niet verandert, dan kan geweld alleen met geweld worden beantwoord.


5.2. Inclusief denken

Veel arme landen hopen van de wereldsamenleving nog een zekere garantie voor hun welzijn en welvaart. De internationale gemeenschap, zoals het IMF,  de Wereldbank, de VN-instellingen en de rijke economische regio’s zijn voor die landen toch de representanten van de dienstbare internationale gemeenschap waarvan ze voor hun toekomst van afhankelijk zijn. Ze wachten op de steun uit het Westen om de economische kracht van de eigen regio te ontwikkelen. Zelfs landen waarin de internationale gemeenschap in gebreke blijft om de goede condities te vervullen kunnen alleen maar blijven hopen en vertrouwen op het inclusieve denken.   

Voor de economische contracten met de rijke economische regio’s willen ze graag corruptie en protectie inleveren voor schuldreductie, politieke hervorming en gezamenlijke handel.